Uitgeverij Pluim 2022, 255 pagina's
Wikipedia: Barbara Baarsma (1969)
Korte beschrijving
Een onderzoek naar de zin en onzin van economische groei voor de toekomst van Nederland. Econome Barbara Baarsma stelt dat een economische groei van drie procent per jaar nodig is om te garanderen dat toekomstige generaties op hetzelfde welvaartsniveau kunnen leven als de Nederlander van nu. Deze groei is nodig om zaken als de vergrijzing en de herverdeling van rijkdom aan te pakken en instituties als onderwijs, zorg en rechtspraak te onderhouden. Maar hoe kunnen we in Nederland zinnige groei creëren die niet alleen gericht is op financiële welvaart, maar ook kijkt naar ecologische grenzen en gelijke kansen? In ‘Groene groei’ schetst Baarsme op scherpe en onderbouwde wijze haar antwoord op de vraag of economische groei zinvol dan wel onzinnig is, en hoe zinvolle economische groei eruit zou kunnen zien. Voor lezers met verregaande interesse in de staat van de Nederlandse economie. Met schema’s. Barbara Baarsma (1969) is CEO van Rabo Carbon Bank, die als doel heeft de landbouw te verduurzamen, en hoogleraar toegepaste economie aan de Universiteit van Amsterdam. Ze is voorzitter van de Bankraad van De Nederlandsche Bank (DNB), lid van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code en het Nederlands Comité voor Ondernemerschap.
Tekst op website uitgever
Zowel de corona- als de klimaatcrisis heeft de roep om consuminderen versterkt en economische groei in een kwaad daglicht gezet. Maar hoe wenselijk is dat? Als we willen dat onze kinderen en kleinkinderen kunnenleven op hetzelfde welvaartsniveau als wij, dan hebben we een voor inflatie gecorrigeerde economische groei van een paar procent per jaar nodig. Waarom? Onder andere om de kosten van de vergrijzing op te vangen en de herverdeling van rijk naar arm te betalen. Zeker zolang we zaken als onderwijs, zorg en rechtspraak uit collectieve middelen betalen, is economische groei nodig. Maar dan wel groene groei, dus groei die rekening houdt met kansenongelijkheid en klimaatverandering. Baarsma geeft antwoord op de vraag of economische groei zinvol dan wel onzinnig is. Ze legt uit waarom economische groei niet zaligmakend is. Ook laat ze zien hoe een zinvolle economische groei eruit kan zien en wat daarvoor nodig is.
Fragment uit 5 redenen waarom we economische groei nodig hebben
1.3 De ziekte van Baumol
In 1965 schreef de Amerikaanse econoom William Baumol samen met zijn collega William Bowen, het artikel 'On the Performing Arts: the Anatomy of Their Economic Problems'. De ziekte van Baumol is dus ontdekt in de uitvoerende kunsten. Omdat de loonvorming in de podiumkunsten de rest van de economie volgt, is het prijskaartje voor ene klassiek concert, opera of ballet relatief hoog geworden. De ziekte van Baumol is echter verspreid in alle arbeidsintensieve dienstensectoren. Daar blijft de arbeidsproductiviteit achter op die in de rest van de economie. De arbeidsproductiviteit is de toegevoegde waarde per gewerkt uur, en die kan door het ontbreken van mogelijkheden voor automatisering en robotisering in arbeidsintensieve dienstensectoren maar moeizaam verhoogd worden. Dat geldt vooral voor arbeidsintensieve publieke diensten, waar concurrentieprikkels vaak zijn uitgeschakeld.
Economieën die een grote dienstensector hebben kunnen maar moeilijk groeien. Dat komt doordat het bij de productie van arbeidsintensieve diensten veel moeilijker is om kostenbesparingen door te voeren. Zorg is zo'n arbeidsintensieve sector, waarin de lonen een belangrijke kostenpost zijn en het niet goed mogelijk is om arbeidsbesparende technologie in te zetten. Zo moeten alzheimerpatiënten 24 uur per dag, 7 dagen per week worden verzorgd, en het lijkt niet goed mogelijk die zorg te automatiseren. De output van een verpleegkundige blijft zo jaar in jaar uit ongeveer hetzelfde, en daardoor blijft de groei van de arbeidsproductiviteit in de zorg achter bij die in de rest van de economie.
Stel dat de productiviteit in een bepaald jaar in een fabriek met 3 procent toeneemt doordat een deel van het productieproces wordt gerobotiseerd. Dan kan de fabrikant de lonen met 3 procent verhogen zonder dat dat ten koste gaat van zijn winst. Stel dat de fabrikant de lonen inderdaad met 3 procent verhoogt en dat in dat jaar de lonen in de zorg, hoewel er geen productiviteitswinst is, wel meestijgen met die van de fabrikant, dan wordt de zorg relatief steeds duurder. Deze loonkloof heet de ziekte van Baumol. (pagina 44-45)
Lees ook: Nederland voedselparadijs : kansen voor korte ketens (2020)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten
De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen