zondag 3 april 2022

Marli Huijer 4

De toekomst van het sterven
Uitgeverij Pluim 2022, 150 pagina's  - € 16,99 
Reeks: Vitale ideeën voor de wereld van morgen

Lenen als E-book via bibliotheek.nl

Wikipedia: Marli Huijer (1955)

Korte beschrijving
Een boek over de omgang met ouder worden en de dood op persoonlijk, maatschappelijk en politiek gebied. Er wordt ingegaan op vragen zoals: bereiden ziektes en aftakeling ons voor op de dood? Is de zorglast van de laatste levensfase nog op te brengen als de hele samenleving ouder wordt? Zijn er grenzen aan de groei van de levensduur? En bestaat er zoiets als een juist moment van sterven? Het boek is voornamelijk informatief, maar ook onderhoudend geschreven en relatief toegankelijk voor de complexiteit van het onderwerp. Marli Huijer (Amsterdam, 1955) is arts, academisch docent, filosoof en vrouwenrechtenactivist. Ze is emeritus hoogleraar publieksfilosofie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en was van 2015 tot 2017 Denker des Vaderlands. Van haar hand verschenen onder andere 'Beminnen. Nieuw licht op seksuele vrijheid'** (2018), ‘Discipline' (2013) en 'Ritme' (herziene editie, 2015). Het boek maakt deel uit van de reeks: ‘Vitale ideeën voor de wereld van morgen’.

Tekst op website uitgever
Duizenden jaren was onsterfelijkheid alleen weggelegd voor de goden. Tegenwoordig willen verouderingsdeskundigen en transhumanisten dat mensen minstens honderd jaar in gezondheid kunnen leven om vervolgens snel en pijnloos de wereld te verlaten. In werkelijkheid begint de aftakeling kort na ons pensioen en duurt dan zo’n vijftien jaar. Hoe verhouden we ons tot de laatste levensfase? Bereiden ziektes en aftakeling ons voor op de dood? Is de zorglast van de laatste levensfase nog op te brengen als de hele samenleving ouder wordt? Zijn er grenzen aan de groei van de levensduur? Bestaat er zoiets als een juist moment van sterven? In De toekomst van het sterven onderzoekt Huijer onze omgang met veroudering en de dood, zowel op persoonlijk als maatschappelijk en politiek vlak. Dit boek is het achtste deel in de serie ‘Vitale ideeën voor de wereld van morgen’. Deze serie behandelt levensnoodzakelijke vraagstukken en onderwerpen, telkens met het uitgangspunt: hoe willen we dat de wereld er morgen uitziet, en wat moeten we daarvoor doen? Eerder verscheen o.a. Een land van kleine buffers van Dirk Bezemer, Nederland voedselparadijs van Barbara Baarsma en Wij zijn de stad van Floor Milikowski.

Fragment uit 1. Het huis van de sterfelijkheid
Nooit genoeg

Toch stemt die extra levenstijd niet tot tevredenheid. Integendeel. De zucht om langer te leven wordt heviger naarmate we daadwerkelijk langer leven. Nog geen eeuw geleden werd sterven op zeventigjarige leeftijd als een dood op een gezegende leeftijd gezien. Nu ervaren we dat als 'vroegtijdig sterven' en geeft het reden tot ongenoegen. Het zou met de huidige levensverwachting onverteerbaar zijn als overheden niet alles op alles zouden zetten om het leven van zeventigplussers te beschermen tegen COVID-19. Alleen al de gedachte dat de levensverwachting deze eeuw zou kunnen teruglopen, is onverdraaglijk. De overtuiging dat deze alleen maar zal stijgen is zo groot, dat burgers menen recht te hebben op een lang leven en dus van de overheid en de geneeskunde eisen dat zij daar garant voor staan. Met minder genoegen nemen is onmogelijk, het mag alleen maar meer zijn.

De paradox dat we langer willen leven naarmate we langer leven, doet denken aan de paradox die in onderzoeken naar de omgang met tijd naar voren komt: hoe meer tijd we winnen, des te meer we een gebrek aan tijd ervaren. De socioloog Hartmut Rosa vat deze paradox samen als: 'We hebben geen tijd, hoewel we haar in overvloed winnen.' In Beschleunigung, zijn studie naar versnelling, laat hij zien dat het tempo van productie, communicatie en trasport ooit eerder zo hoog is geweest als in deze tijd. Toch klagen we meer dan voorheen over hoe druk we het hebben. De verklaring voor deze paradox is dat ieder oprekken van de tijd, in de breedte dan wel in de lengte, de begeerte oproept naar nog meer tijd. Wat meer wordt kan nog meer worden. In plaats van eens in de drie weken één brief te ontvangen willen we iedere dag meerdere brieven - mails - te krijgen. In plaats van tevreden te zijn met een leeftijd van zestig tot tachtig jaar, willen we nu tachtig tot honderd jaar. We zij rupsjes-nooit-genoeg die door het vooruitzicht op het groeien van de tijd worden geprikkeld om steeds meer te willen. Het punt van verzadiging wordt nooit bereikt. Pas als een burn-out of een virus de tijd stilzet, ervaren we dat er grenzen zijn aan het oprekken van de tijd. 

Die onverzadigbare zucht naar meer tijd doet ons de tragische otologie van het niet-goddelijke bestaan vergeten. Het menselijke zijn (onto-) is oor en door sterfelijk, we weten dat (logia), maar proberen het tragische besef daarvan verre van ons te houden. Waarom ons bezighouden met het sterven als we onderweg zijn naar de sterfelijkheid? 

Het huis van de sterfelijkheid raakt door die achteloosheid over de dood steeds meer in verval. Dat huis is de door mensen en andere organismen bevolkte wereld waarin steeds weer nieuwe generaties worden geboren en sterven. Mensen kunnen erin verschijnen en eruit verdwijnen zonder dat de wereld met haar bergen, rivieren, gebouwen, geschiedenissen, culturen en talen ten onder gaat. Dat huis heeft onderhoud nodig, sterfelijkheid vergt aandacht, maar daar hebben we steeds minder zin in. (pagina 14-16)

Lees ook:  Ritme : op zoek naar een terugkerende tijd (2011), Discipline : overleven in overvloed (2013), Beminnen : Nieuw Licht op de seksuele vrijheid (2018) en samen met Menno Hurenkamp: En nou mag ik even! : burgerschap - wat is het en wat kun je ermee? (uit 2021).

Terug naar Overzicht alle titels

Geen opmerkingen:

Een reactie posten

De redactie behoudt zich het recht voor reacties te verwijderen