maandag 27 januari 2025

Nani Jansen Reventlow

Radicale rechtvaardigheid : de wereld die we nodig hebben
Murrow 2024, 206 pagina's € 22,99

Lenen als E-book via bibliotheek.nl

Wikipedia: Nani Jansen Reventlow (1978)

Korte beschrijving
Een diepgaand essayistisch en maatschappijkritisch boek over sociale ethiek en mensenrechten. Het boek biedt een visie op een fundamenteel andere toekomst, waarin iedereen werkelijk vrij en gelijk is, met dezelfde kansen om te floreren. De auteur put uit haar ervaringen als mensenrechtenadvocaat en laat zich inspireren door grote denkers op het gebied van antiracisme en sociale rechtvaardigheid. Elk hoofdstuk eindigt met een ‘Wat je nu kunt doen’-lijstje met leestips en reflectie- en doe-opdrachten. Bevlogen, engagerend en intelligent geschreven. Voor de meer geoefende lezer met interesse in maatschappelijke kwesties.  Nani Jansen Reventlow (1978) is een internationaal mensenrechtenadvocaat. Ze is de oprichter van Systemic Justice, een organisatie die zich in heel Europa via strategisch procederen inzet voor gemarginaliseerde gemeenschappen. Politico riep haar in 2021 uit tot een van de grootste visionaire techleiders van het moment voor haar werk op het gebied van digitale mensenrechten. Ze is onderscheiden met prijzen door onder meer Harvard, Oxford en Columbia University..

Tekst op website uitgever
Een essentieel boek voor iedereen die gelooft in vrijheid en gelijkwaardigheid

Als er nu een examen zou zijn voor hoe wij als samenleving functioneren, zouden we jammerlijk zakken. Xenofobe populisten winnen verkiezingen, de economische ongelijkheid neemt schrijnende proporties aan, institutioneel racisme wordt niet aangepakt en het klimaat staat op instorten.

We hebben een nieuwe wereld nodig. In Radicale rechtvaardigheid betoogt Nani Jansen Reventlow hoe we vandaag nog kunnen beginnen aan een fundamenteel andere toekomst: een waarin iedereen werkelijk vrij en gelijk is, en dezelfde kansen heeft om te floreren. Ze put daarbij uit haar ervaringen als mensenrechtenadvocaat en laat zich inspireren door grote denkers op het gebied van antiracisme en sociale rechtvaardigheid. Het resultaat is een vlijmscherpe essaybundel die niemand onberoerd zal laten.

Fragment uit Een noot over taal
Het kan zijn dat je in dit boek woorden, zinnen en beschrijvingen tegenkomt die een beetje anders klinken dan wat je gewend bent. Als je bepaalde zinnen en woorden dagelijks hoort en leest, worden ze al snel gewoon en denk je vaak niet meer na over hun betekenis. Termen als 'minderheden', etnische groepen' of 'kwetsbare gemeenschappen' kunnen vertrouwd aanvoelen, maar toch moeten we ze kritisch bekijken.
  Moet je iemand echt 'kwetsbaar' noemen of is hen onderworpen aan meerdere vormen van onderdrukking?  Maakt iemand deel uit van een 'minderheid' (woordkeuze die een vaststaande eigenschap impliceert)  of marginaliseert de maatschappij mensen met die identiteit (wat een systeem van onderdrukking benoemt)?
  In dit boek heb ik steeds geprobeerd te bevragen wat de woorden die ik gebruik zeggen over de aanwezige machtssystemen, en wie wie onderwerpt aan welke vormen van onderdrukking. Het was soms lastig om hier een balans in te vinden, vooral wanneer er geen duidelijke consensus is over de meest passende terminologie. Ik heb soms moeilijke keuzes moeten maken en ik heb flink geworsteld met de beperkingen van taal en vertaling. Wat ik gemakkelijk kan uitdrukken in de ene taal is niet altijd keurig te vertalen in een andere taal. Ik denk hier bijvoorbeeld aan het onderscheid tussen het sociale en medische model van validisme dat in het Engels efficiënt wordt weergegeven door 'disabled' te gebruiken in plaats van 'people with a disability'.  Voor deze essays heb ik de richtlijnen van intersectional disability justice collectief Feminists Against Ableism gevolgd. Zij maken onderscheid tussen de term 'aandoening', die een medische diagnose aangeeft, 'beperking',  wat aangeeft wat die diagnose in iemands dagelijks leven betekent, en 'handicap', wat weergeeft wat er gebeurt wanneer iemand met hun beperking participeert in een (validistische) maatschappij.
  Een andere uitdaging is dat het niet altijd mogelijk is om vast te houden aan het voorschrift dat iedereen zich zou moeten kunnen identificeren op de manier die hen verkiest, vooral wanneer er over samengestelde groepen mensen wordt gesproken. Termen als 'inheemse volkeren', 'BIPOC' en 'mensen van kleur' zijn voortdurend - en terecht - onderwerp van discussie, maar hoe onvolmaakt sommige van deze formuleringen ook mogen zijn, ze zijn nog steeds te verkiezen boven termen die macht bevestigen, zoals 'niet-wit', die witheid centraal stelt. (pagina 9-10)

Terug naar Overzicht alle titels


Vaclav Smil 3

De voedselfactor : de geschiedenis en de toekomst van ons voedsel
Nieuw Amsterdam 2024, 317 pagina's € 27,99

Oorspronkelijke titel: How to feed the world  (2024)

Wikipedia: Vaclav Smil (1943)

Korte beschrijving
Een eigentijdse verhandeling over de complexe dynamiek van voedselproductie en -consumptie wereldwijd. Vaclav Smil behandelt vragen omtrent de paradox van voedselproductie in ondervoede landen, voedselverspilling en de haalbaarheid van een veganistische levensstijl. Hij biedt een kwantitatieve analyse van waarom bepaalde dieren wel en andere niet worden gegeten en hoe de teelt van graan de menselijke populatiegroei heeft beïnvloed. Hij bespreekt strategieën om de groeiende wereldbevolking te voeden met minder ecologische impact. Het boek is gebaseerd op de nieuwste wetenschappelijke gegevens en biedt oplossingen voor het verbeteren van het huidige voedselsysteem. Inzichtelijk geschreven. Met enkele illustraties en foto’s in zwart-wit. Geschikt voor een brede tot geoefende lezersgroep. Vaclav Smil is emeritus hoogleraar aan de Universiteit van Manitoba, Canada. Hij schreef meer dan veertig boeken over onderwerpen als energie, milieu, voedselproductie en voedselvoorziening, technische innovatie, risicobeoordeling en open-baar bestuur. Hij is Fellow van de Royal Society of Canada.

Tekst op website uitgever
Waarom wordt bijna al ons voedsel geproduceerd in landen waar de bevolking zelf ondervoed is? Waarom verspillen we zoveel voedsel en hoe kunnen we dat oplossen? Zou iedereen veganistisch moeten worden? En is dat een realistische optie?

Terwijl het debat over voedselproductie vaak gevoerd wordt op basis van meningen en gevoelens, kiest Vaclav Smil in dit boek voor een verfrissend kwantitatieve benadering. Hij vertelt waarom we sommige dieren wel eten en andere niet, hoe de mensheid door het succes van graan exponentieel kon groeien, en hoe we de uitdijende wereldbevolking kunnen blijven voeden met minder impact op de planeet.

Met de nieuwste wetenschappelijke feiten en cijfers maakt Vaclav Smil duidelijk hoe we het kapotte voedselsysteem kunnen repareren.

Fragment uit 1. Wat hebben we eigenlijk aan de landbouw te danken?
Waarom hebben we landbouw nodig? Waarom moeten we eenjarige en meerjarige gewassen verbouwen? Waarom bedekt akkerland bijna 40 procent van het ijsvrije land op aarde? Waarom houden we miljarden gedomesticeerde dieren? Het antwoord op al deze vragen is: omdat we met zovelen zijn. En zoals vaker het geval is met een toenemende kwantiteit, is het resultaat een ingrijpende verandering in kwaliteit.
  Onze soort scheidde zich meer dan 6 miljoen jaar geleden af van de andere primaten, en de evolutie leidde zo'n 300.000 jaar geleden tot het ontstaan van Homo sapiens, wijzelf dus. Zolang onze voorouders in kleine, ver uit elkaar liggende groepen leefden, konden ze op dezelfde manier overleven als hun voorgangers: als jager-verzamelaars. Hoewel het dieet van deze hominide soorten niet gedetailleerd in kwantitatieve grootheden kan worden gereconstrueerd (de beste hulpmiddelen die we tot onze beschikking hebben, zoals analyse van stabiele isotopen in bewaard gebleven botten en tanden, kunnen zulke precieze antwoorden niet geven), biedt het foerageren van chimpansees een realistisch model van hun kwalitatieve voedselinname. Hieruit kunnen we afleiden dat hominiden een grote variëteit aan planten ne kleine dieren aten door incidenteel aas te eten, gericht te jagen op kleinere prooien en af en toe zelfs kannibalisme toe te passen. (pagina 13)

Lees ook: Cijfers liegen niet : 71 dingen die je over de wereld moet weten (uit 2021) en Zo zit de wereld in elkaar : wat de wetenschap ons leert over het verleden, het heden en de toekomst (uit 2022).

Terug naar Overzicht alle titels


Winnie Sorgdrager

Zuurstof van de samenleving : waarom cultuur een regeringszaak is
De Geus 2024, 284 pagina's € 21,99

Lenen als E-book via bibliotheek.nl

Wikipedia: Winnie Sorgdrager (1948-)

Korte beschrijving
Een essayistische verhandeling over cultuurbeleid in Nederland. Het boek analyseert de complexe relatie die de Nederlandse samenleving heeft met cultuur. De auteur citeert een stroef subsidiesysteem, drastische bezuinigingen in 2011 en anti-elitaire sentimenten, met een forse vermindering van overheidsuitgaven in de culturele sector als gevolg. Het boek onderzoekt de historische wortels van deze problematiek en de impact op het cultuurbeleid. De auteur doet voorstellen voor een verbeterd cultuurbeleid, met de overtuiging dat cultuur essentieel is voor de identiteit van een samenleving en dat iedereen toegang moet hebben tot cultuur. Diepgaand en betogend geschreven. Met name geschikt voor een geoefende lezersgroep.  Winnie Sorgdrager (Den Haag, 1948) is jurist. Ze was minister van Justitie, Eerste Kamerlid en lid van de Raad van State, maar ook voorzitter van de Raad voor Cultuur. Ze is bestuurder en toezichthouder (geweest) van een flink aantal culturele organisaties. Ze schreef vele boeken.  Het boek maakt deel uit van de serie: 'Publieke ruimte'.

Tekst op website uitgever
Nederland en cultuur, het is geen gemakkelijk huwelijk. Dankzij een vastgelopen subsidiesysteem, de drastische bezuinigingen uit 2011 en anti-elitaire sentimenten in de samenleving geeft de overheid momenteel weinig geld uit aan deze zogenaamde linkse hobby.

In Zuurstof van de samenleving laat voormalig voorzitter van de Raad voor Cul­tuur Winnie Sorgdrager zien welke historische wortels er ten grondslag liggen aan het huidige ongemak, en welke gevolgen dat door de jaren heen heeft ge­had op het Nederlandse cultuurbeleid. Bovenal doet ze voorstellen voor een beter cultuurbeleid in een veranderend Nederland. Want cultuur is juist van groot belang voor de identiteit van een samenleving, reden waarom juist iedereen aan cultuur moet kunnen deelnemen.

Fragment uit Kunst en publiek
De vrijheid van de kunstenaar
Vanaf de Verlichting, de achttiende, negentiende eeuw, werd de individuele mens steeds belangrijker, de gemeenschap werd minder dominant. Voor de kunst was deze tendens een vruchtbare voedingsbodem: de autonome kunstenaar ging zelf zijn pad kiezen en liet zich minder aan de grenzen van de opdrachtgevers gelegen liggen. Hij kon de kunst scheppen waartoe hij zich genoodzaakt voelde. Dat leidde in de negentiende eeuw soms tot problemen. Want ook na de eerste periode van de Verlichting was in de negentiende eeuw de zedelijkheid een probleem voor de overheid. Eigenlijk was men heel preuts, in heel Europa. In Frankrijk stond Gustave Flaubert terecht voor vermeende obsceniteiten in zijn meesterwerk Madame Bovary, Baudelaire voor enkele gedichten uit zijn bundel Les Fleurs du Mal. Tot veroordelingen is het uiteindelijk niet gekomen (Baudelaire werd door het Cour de Cassation vrijgesproken) juist vanwege - ondanks de strenge moraal - de grotere vrijheid die in de kunsten, toen nog impliciet, werd geaccepteerd dan in niet-kunstuitingen. De rechter moest er echter wel aan te pas komen om dat te bevestigen. Sindsdien is de discussie over wat in de kunst geoorloofd is, niet verstomd. 
  De schilderijen van Gustav Klimt konden in Wenen aan het eind van de negentiende eeuw reken op afkeurende reacties. Van gechoqueerde burgers in dit geval. Grenzen werden niet zozeer door de overheid gesteld, mar door de bourgeoisie, die grote invloed had op wat wel en niet werd opgevoerd of tentoongesteld. In oktober 1917 werd door een kunsthandelaar in Parijs een solotentoonstelling van 32 werken van Amedeo Modigliani georganiseerd. Daaronder waren vijf naakten. Enkele uren na de opening werd de tentoonstelling beëindigd door een politie-inval. Het probleem was niet zozeer dat de vrouwen naakt waren - dat was immers niets uitzonderlijks in de kunst - maar dat Modigliani hun schaamhaar had geschilderd. Na verwijdering van deze schilderijen werd de tentoonstelling heropend. Maar het onheil was geschied: er werd geen enkel werk verkocht.
  In Nederland waren kunstenaars lange tijd minder geneigd tot het verkennen van grenzen dan in ons omringende landen. Tot het begin van de twintigste eeuw kende ons land bovendien een aantrekkelijk liberaal klimaat op het gebied van de zedelijkheid. Bij de gegoede burgerij was het niet ongewoon dat een man werd gestimuleerd naar een bordeel te gaan, opdat de echtgenote het thuis wat rustiger zou hebben. Bordelen waren niet verboden. Dat veranderde in het begin van de twintigste eeuw. Waarschijnlijk doordat de beschikbaarheid en productie van pornografie als gevolg van de technologische vooruitgang in zowel drukwerk als fotografie sterk toenam. Die grotere zichtbaarheid van seks in de maatschappij leidde tot protesten van christelijke zijde en daarmee tot de Wet tot bestrijding  van de zedeloosheid in 1911 van minister Regout (Rooms Katholieke Staatspartij). Tijdens de behandeling van deze wet stelde het Tweede Kamerlid Joseph Limburg van de Vrijzinnig Democratische Bond voor in het nieuwe pornografieartikel op te nemen dat een uitzondering gemaakt zou worden voor kunst en wetenschap. Zijn voorstel werd niet overgenomen, omdat het niet nodig werd gevonden: de rechtspraak erkende deze uitzondering al. Dat was overigens niet heel evident; de Nederlandse rechter had zich er nog nauwelijks over uitgesproken. Misschien dat hij refereerde aan een arrest van de Hoge Raad in 1908. Het ging daarbij over een aantal prentbriefkaarten met afbeeldingen van blote vrouwenborsten. Zonder vele omhaal van woorden volgde een veroordeling. De afbeeldingen waren 'verre van bevorderlijk voor kunstgenot of goede smaak'.  Geen kunst dus en geen goede smaak. De vraag of het om kunst zou gaan, was impliciet relevant. Ware het wel kunst geweest, dan had het een andere uitspreek kunnen opleveren.
  De terughoudendheid om een bepaling over 'vrijheid van kunst' in de wet op te nemen, is gebleven. (pagina 115-118)

Terug naar Overzicht alle titels


Gabriël van den Brink 2

De actualiteit van het archaïsche : tegen de moedeloosheid van de moderne tijd
Prometheus 2025, 710 pagina's € 44,99

Korte bio op website van Gabriël van den Brink (1950)

Korte beschrijving
Een diepgaand filosofisch boek waarin door de lens van evolutietheorie gekeken wordt naar het hedendaagse mensbeeld. Gabriël van den Brink onderzoekt in zijn boek de menselijke evolutie en bespreekt basale handelingen zoals voeden en vechten, maar ook geestelijke activiteiten die alleen bij mensen voorkomen, zoals spreken, schilderen en geloven. Het boek biedt een filosofische benadering van het menselijk bestaan en benadrukt hoe onze evolutionaire geschiedenis hedendaagse problemen beïnvloedt. Van den Brink wil lezers hiermee en inzicht en hoop bieden in een verwarrende wereld. Het boek bestaat uit vele korte, puntige paragrafen die elk een stelling of zienswijze bespreken. Zeer intelligent en gelaagd geschreven. Met illustraties, foto's en kaarten in kleur en zwart-wit. Uitsluitend geschikt voor een geoefende lezersgroep.  Gabriël van den Brink (1950) was hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan Tilburg University en werkte als gasthoogleraar wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit.

Tekst op website uitgever
Hoe verwarrender onze wereld wordt, des te groter het verlangen naar richting. En dat is precies wat Gabriël van den Brink in zijn nieuwe duiding van de menselijke evolutie beoogt. Met een magistrale blik overziet hij vele vormen van menselijk handelen, te beginnen bij lichamelijke, zoals voeden, vechten en zich voortplanten, die we met andere primaten gemeen hebben, tot meer geestelijke, zoals spreken, geloven en schilderen, die alleen bij mensen voorkomen. De actualiteit van het archaïsche geeft een filosofisch doordacht beeld van ons bestaan waarbij niet alleen duidelijk wordt hoe we van andere dieren verschillen, maar ook wat we ondanks alle spanningen met elkaar delen. Dat biedt houvast en hoop, door te laten zien dat de wereld ons niet slechts overkomt – ze hangt mede af van de manier waarop wij zelf al dan niet handelen. Veel problemen waarmee wij worstelen vloeien voort uit onze evolutionaire voorgeschiedenis. Aan ons de uitdaging om te komen tot een betere balans tussen datgene wat het moderne leven van ons vraagt en datgene wat we in het verre verleden ooit geworden zijn.

Gabriël van den Brink was hoogleraar maatschappelijke bestuurskunde aan Tilburg University en werkte daarna als gasthoogleraar wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit. Eerder verscheen van hem bij Prometheus Ruw ontwaken uit een neoliberale droom (2020, 6de druk).

Fragment uit deel VI. Denkrichtingen
Inleiding

Modern verlangen naar zuiverheid * Laat ik kort stilstaan bij de manier waarop Bruno Latour de moderniteit opvat. Het cruciale punt is volgens hem dat modernisten een breuk met het verleden forceren zodat de geschiedenis in twee tijdvlakken wordt opgedeeld. De tijd vóór die breuk zou zich door duisternis en traditie kenmerken terwijl de tijd erna in het teken staat van waarheid en rationaliteit. Daaruit blijkt dat het moderne denken vooral zuiverheid nastreeft. Het maakt bijvoorbeeld onderscheid tussen natuur en cultuur hoewel die twee steeds op een hybride wijze door elkaar kopen. Dat bleek wel in de recente coronapandemie die je niet als een strikt natuurlijke of als een stikt sociale gebeurtenis kunt opvatten. Toch zet de moderne uitzuivering zich door. Terwijl de zeventiende eeuw slechts een verschil tussen natuur en maatschappij kende, sprak Hegel van een tegenspraak en Habermas over twee onvergelijkbare grootheden.

Actoren die op elkaar inwerken * Latour bestrijdt de aanspraken van dit moderne denken omdat er alleen gemengde realiteiten zijn. De nagestreefde zuiverheid heeft nooit bestaan en bijgevolg zijn wij nooit modern geweest. Dat blijkt zodra men zich als etnoloog in de werkelijke gang van zaken bij wetenschapsbeoefening verdiept. Dan ontdekt men dat onderzoeksobjecten niet alleen en fysieke of natuurlijke maar ook sociale, tekstuele, politieke, morele en andere gedaanten aannemen. Dan wordt eveneens duidelijk dat onze wereld allerminst onttoverd is. Ook het onderscheid tussen een modern Westen (dat ware kennis heeft) en andere werelddelen (die bijgelovig zijn) valt dan weg. Het betekent niet dat wetenschappelijke kennis slechts een illusie is. Het gaat erom dat we de productie van inzichten moeten begrijpen als een menselijke praktijk waarbij het vooral gaat om de interactie van actoren en netwerken.

Traditie en moderniteit vermengd * Hoewel ik de gedachte van Latour dat wij nooit modern zijn geweest ten dele onderschrijf, is zijn diagnose mij te gemakkelijk. Eigenlijk zegt hij dat de onderscheidingen of strevingen van het moderne denken er niet toe doen omdat de dingen in het werkelijke leven door elkaar lopen. De moeilijkheid is dat het moderne denken vaak van bovenaf wordt opgelegd en dat dit wel degelijk effecten heeft. Voorbeeld: het onderscheid tussen geslacht in biologische en gender in culturele zin mag dan modern zijn maar als het zich massaal verbreidt - zoals de afgelopen halve eeuw in het Westen is gebeurd - verandert het daadwerkelijk de omgang tussen man en vrouw. Het zal best kloppen dat traditionele en moderne denkbeelden telkens door elkaar lopen maar als invloedrijke instanties steeds de laatste aanhangen, dan leidt dat vroeg of laat tot spanningen. Dat is in elk geval de hoofdthese van dit laatste deel.

Onderzoek naar sociale spanningen * Een enkel woord over de ervaringen waarop deze gedachte berust. Ik heb - net als Latour overigens - zo'n veertig jaar onderzoek naar het moderne leven in Nederland achter de rug. Dat begon met een historische studie naar modernisering op lokaal niveau en breidde zich later uit naar problemen rond gezinsleven, agressieve jongeren, beroepsuitoefening, migranten en burgerschap. Daarbij werd ik getroffen door de incongruentie tussen de veelal traditionele voorkeuren of denkbeelden van gewone Nederlanders enerzijds en de wereld van moderne bestuurders anderzijds. Dat werd nog sterker toen ik als hoogleraar met tal van progressief denkende politici te maken had terwijl ik als lector aan de politieacademie veel sprak met de bewoners van zogeheten probleemwijken. Sinds die tijd weet ik dat het contrast tussen traditionele en moderne levenswijzen een heel reële kwestie is.

Voortschrijden van de beschaving? * Dat brengt ons bij de filosofische vraag of vooruitgang überhaupt bestaat. Hegel was een van de denkers die deze vraag positief beantwoordden. Hij begreep de westerse geschiedenis als een stapsgewijze ontvouwing van de geest en stelde dat daarbij een steeds hoger niveau van beschaving wordt bereikt. Hoewel het de afzonderlijke individuen, volken en staten zijn die handelen, is vooruitgang vooral merkbaar op het niveau van de wereldgeschiedenis in haar geheel. Daarbij wordt het oordeel over afzonderlijke actoren bepaald door hun bijdrage aan het proces waarin de geest zich realiseert. De list van de rede impliceert dat ze zich daar niet altijd bewust van zijn. Maar wat zich doorzet als historische realiteit zal altijd een zekere redelijkheid hebben. Hoewel sommigen dat als een verheerlijking van de Pruisische staat lezen, is de strekking van Hegels filosofie in mijn ogen onmiskenbaar progressief. (pagina 459-461)

Lees ook: Ruw ontwaken uit de neoliberale droom en de eigenheid van het Europese continent (uit 2020).

Terug naar Overzicht alle titels


René van Stipriaan

Afscheid van het oude Nederland : kunnen we onze democratie nog redden?
Querido 2025, 184 pagina's  € 17,50

Wikipedia: René van Stipriaan (1959)

Korte beschrijving
Een maatschappijkritische analyse van de huidige politieke stand van zaken in Nederland, met speciale aandacht voor de invloed van populisme op de Nederlandse democratie. René van Stipriaan bespreekt de afname van welvaart in Nederland sinds de jaren 80, toen de verzorgingsstaat werd ingeperkt en privatisering van nutsbedrijven aansloeg. Het groeiende populisme kreeg in 2023 een centrale rol in de politiek, met gevolgen voor de rechtsstaat, cultuur, wetenschap, journalistiek, economie en de levens van duizenden immigranten. Van Stipriaan benadrukt de noodzaak van samenwerking in een geglobaliseerde, alsmaar complexere wereld. Het boek roept op tot actie om de democratie te redden te midden van deze uitdagingen, hoe moeilijk dat ook is. Vaardig en met diepgang geschreven. Met name geschikt voor een geoefende lezersgroep.  René van Stipriaan (Heerhugowaard, 1959) is een Nederlands cultuurhistoricus. ‘De zwijger’,* zijn biografie van Willem van Oranje, werd bekroond met de Libris Geschiedenis Prijs 2022 en de Nederlandse Biografieprijs 2022. Hij schreef vele boeken.

Tekst op website uitgever
Na decennia waarin Nederland bloeide, braken omstreeks 1980 jaren aan waarin het opeens anders moest. De verzorgingsstaat was te groot: nutsbedrijven werden geprivatiseerd, de sociale vangnetten werden minder stevig. Niet iedereen deelde meer mee in de weelde.

Het populisme bleek vervolgens een electoraal wondermiddel voor politieke avonturiers en bleef groeien. Na de verkiezingen van 2023 kwamen populisten zelfs in het middelpunt van de macht. De rechtsstaat, de cultuur, de wetenschap, de journalistiek, de economie en niet te vergeten vele duizenden immigranten worden er rechtstreeks door bedreigd.

In Afscheid van het oude Nederland analyseert René van Stipriaan de diepere oorzaken van de ontevredenheid en de onverdraagzaamheid. Hij maakt pijnlijk duidelijk dat Nederland het niet meer alleen kan redden: de wereld is – door globalisering, digitalisering en doorgeschoten belangenpolitiek – zo complex en zo bedreigend dat we verbinding moeten zoeken met anderen die een beschaafde weg uit de chaos willen vinden.

Afscheid van het oude Nederland beschrijft bovendien een politieke cultuur die zichzelf en de bevolking in het ongerede heeft gebracht. Dat het uur van de waarheid komt op een moment dat de wereld in brand begint te vliegen, maakt het niet eenvoudiger om hier iets aan te doen. Maar het zal moeten.

Fragment uit 6. Wat valt er te lachen? Veertien jaar Rutte
Het eerste kabinet Rutte viel in april 2012 nadat de PVV niet had willen tekenen voor extra bezuinigingen. Het was voor Rutte aanleiding om Wilders en diens partij in de ban te doen. Op datzelfde moment begon Rutte de jacht in te zetten op de kiezers van Wilders. Kiezers die in 2010 vanaf de linkerzijde een heel eind, onder het brede midden door, naar extreemrechts waren gezwommen; Rutte hoopte nu, door Wilders de schuld te geven van de breuk, deze kiezers uit diens vijver te kunnen opvissen. Deze benadering moest de VVD groter maken dan ze ooit was geweest.
  Alleen met deze strategie in het achterhoofd vallen de gebeurtenissen in het decennium dat volgde enigszins te begrijpen. De VVD kwam in een complex dubbelspel terecht, en de taal die Rutte daarin bezigde was onvervalste newspeak, in de nest orwelliaanse betekenis van het woord. Het ene zeggen, het andere bedoelen, en doen alsof daar geen tegenstelling tussen bestaat: 'War is peace, freedom is slavery, ignorance is strength', aldus het ministerie van Waarheid in Nineteen Eighty-Four. Als voorbeeld een klein, reeds lang vergeten voorval uit het kabinet-Rutte 1. het ging over de Nederlandse Kunduz-missie in Afghanistan. Minister van Defensie, Hans Hillen had in Vrij Nederland deze operatie een 'militaire missie' genoemd, en dat was het voor een belangrijk deel ook. Hij kreeg een woedende Rutte aan de telefoon; Hillen kon zijn ontslagbrief gaan schrijven. Want het was een 'politietrainingsmissie'; die naam had ze gekregen om in de Tweede kamer de noodzakelijke steun van GroenLinks te verwerven. Hillen hoefde uiteindelijk geen ontslag te nemen, maar ging in de Tweede Kamer door het stof. Wie er oog voor had, zag dit procedé in de Ruttejaren steeds opnieuw in allerlei varianten herhaald worden. En dat alles voor de goede verstaander, namelijk de harde kern van de VVD, de kleine zelfstandigen, het midden- en kleinbedrijf en het grote bedrijfsleven, en een grote groep gepensioneerden, die het land nog hadden opgebouwd, goed hadden geboerd en aanspraak maakten op hun eigen zorgeloosheid.
  Ondernemers wisten dat wanneer Rutte een of andere maatregel probeerde door te drukken, hij luid verkondigde dat hierbij 'onze banen' op het spel stonden, alsof het hem om het lot van de werknemers ging, maar dat hij vooral bezig was mooie dingen voor het bedrijfsleven te regelen. Rutte werd over deze strategie bijgepraat door figuren die je zelden op de voorgrond zag, zoals Ben Verwaayen, groot geworden in de telecomsector, of Niek Jan van Kesteren, die jarenlang directeur van VBO-NCW was. Ook de toenmalige CEO van Shell, Ben van Beurden, kon zonder kloppen binnen in het Torentje. Als ze Rutte jaren achter elkaar allerlei lelijks over de EU hoorden verkondigen, wisten ze dat hij tegelijkertijd bezig was in Europa voor het Nederlandse bedrijfsleven profijtelijke regelingen tot stand te brengen. De kroon op dit werk was de omgang met immigranten door de opeenvolgende kabinetten-Rutte. Asielzoekers werd het leven steeds zuurder gemaakt; opvangcentra werden bij een afname van de toestroom gesloten, ze werden niet als reservecapaciteit aangehouden, maar afgestoten, waardoor er bij de geringste toename meteen een probleem ontstond. Het opvangcentrum Ter Apel vlak bij de Duitse grens werd het symbool van het harde asielbeleid van Rutte. En het ging al snel alleen nog maar over asielzoekers. En zo wilde Rutte het graag hebben. Ter Apel bewees, met alle wantoestanden die daar door journalisten vastgelegd werden, dat de kabinetten-Rutte heel toegewijd bezig waren om buitenlanders zo snel mogelijk weer het land uit te werken, door het hun niet te veel naar de zin te maken. Gematigde politici die zeiden dat het wel wat humaner kon, laadden de verdenking op zich de grenzen 'wijd open te willen zetten'. (pagina 99-101)

Terug naar Overzicht alle titels

vrijdag 24 januari 2025

Irene Vallejo 2

Uit liefde voor het lezen : een pleidooi
Meulenhoff 2025, 55 pagina's € 15,--

Oorspronkelijke titel: Manifesto por la lectura (2020)

Wikipedia: Irene Vallejo (1979-)

Korte beschrijving
Een kort (55 pagina’s) pleidooi voor het belang van literatuur. Schrijver en filoloog Irene Vallejo onderzoekt in dit boek in negen korte hoofdstukken het veelzijdige belang van literatuur. Zo gaat ze in op de link tussen literatuur en empathie, het belang van oude en nieuwe ideeën voor de democratie en de waarde van literatuur als tegenhanger van de gejaagde digitale wereld. Ze beschrijft het grote belang van bibliotheken, ook in plattelandsgemeenten, en het lezen op school. De bladzijden hebben een zeer ruime bladspiegel. Erudiet en bevlogen geschreven, met enkele poëtische beelden. Met name geschikt voor een geoefende lezersgroep.  Irene Vallejo (Zaragoza, 1979) is een Spaanse schrijver en filoloog. Ze is auteur van twee romans en een aantal kinderboeken en heeft wekelijkse columns in El País en Heraldo de Aragón. Ze schreef eerder onder ander ‘Papyrus’ (2021), haar eerste non-fictieboek.

Tekst op website uitgever
In haar bevlogen pleidooi wijst Vallejo ons op het tijdloze belang van lezen. Ze benadrukt dat lezen geen passieve activiteit is, maar juist een meeslepende ervaring, die onze zintuigen stimuleert en ons de wereld en onze medemens beter leert begrijpen. Literatuur speelt een cruciale rol in ons empathisch vermogen en kritisch denken en is essentieel voor het functioneren van een gezonde democratie. Vallejo’s meeslepende proza bewijst direct haar punt: literatuur is in staat een diepgaande invloed te hebben op iedereen.

We leven in een tijd van verandering, onzekerheid en afleiding door een digitale parallelle wereld. Irene Vallejo betoogt dat we daarom juist nu inzicht en troost kunnen vinden in boeken, in teksten uit het verleden die ons eraan herinneren dat niets wat we tegenkomen voor het eerst gebeurt. In het geheugen dat vastgelegd is in boeken, herkennen we menselijke ervaringen. Hierdoor zijn we in staat ons met elkaar verbonden te voelen. Het zijn taal en creativiteit die ons in tijden van crisis en verandering hoop kunnen geven.

Irene Vallejo (1979) studeerde klassieke literatuur aan de universiteiten van Zaragoza en Florence. Ze is de auteur van twee romans en een aantal kinderboeken. Daarnaast geeft ze lezingen en beschrijft ze in haar wekelijkse columns in El País en Heraldo de Aragón haar liefde voor de klassieke oudheid. Papyrus was haar eerste non-fictieboek en een wereldwijde bestseller. De vertaalrechten zijn aan meer dan dertig landen verkocht. Ook haar roman Elyssa verscheen bij Meulenhoff.

Fragment uit V. Bizarre ideeën
Boeken, vehikels van ons geheugen in staat om de toekomst te sturen, sproten niet voort uit een plotselinge inspiratie; ze waren een uitvinding waar al langer naar verlangd en gezocht werd. Door de eeuwen hen werkten tal van briljante geesten aan verbeteringen, en ze verkenden met hun vernuft de mogelijkheden ervan. De zo begeerde drager van het schrift moest tegelijk klein, licht, hanteerbaar, draagbaar en - in de stoutste dromen - ook nog duurzaam zijn. Een ding dat het mogelijk zou maken om te lezen met je handen, dat je in een zadeltas zou kunnen stoppen, dat je op reis zou kunnen meenemen - en het kalme tegendeel daarvan: dat je zou kunnen opbergen in kasten. Een robuust ding bestand tegen de tand des tijds en de vernielzuchtige vingers van kinderen. Een eenvoudig voorwerp dat de meest complete kennis kon bevatten. Draagbare wijsheid om te bewaren in een kist of onder je kussen, om uit te lenen aan een vriend en om ons te vergezellen op een avontuurlijke reis van het ene land naar het andere. Dankzij dat gedroomde voorwerp zouden de verhalen van ouders passen in de rugzak van hun kinderen, samen met herinneringen en overgeërfde hoop. Als iets wat perfectie benadert zijn boeken de reddingsboten voor onze taalschat in de stormen van de tijd. 
  In die kluizen bestaand uit pagina's hebben we onze beste gedachten opgeborgen.
Hadden we die niet gehad, dan zouden we misschien de handvol stoutmoedige Grieken zijn vergeten die zich in een gevaarlijk experiment van collectieve verantwoordelijkheid stortten dat ze 'democratie' noemden. En de hippocratische artsen die de eerste gedragscode uit de geschiedenis opstelden, waarin ze beloofden eenieder te helpen die hulp nodig had: 'Sta stil bij de middelen waarover je patiënt beschikt. En als je de mogelijkheid hebt om iemand te helpen die in geldproblemen zit verleen diegene dan volledige bijstand.' En Plato, die in De staat eiste dat vrouwen toegang kregen tot bestuurlijke taken en alle andere ambachten:

Geen enkel functie in het bestuur van de staat is voorbehouden aan de vrouw omdat zij een vrouw is, net zoals dat geldt voor de man als zijnde man; de natuurlijke gaven zijn gelijkelijk over beide geslachten verdeeld, en de vrouw deelt uit die aard mee in alle functies, net zoals de man.

Of de wetboeken van de Romeinen - rare jongens -, die het model leverden voor ons idee van burgerschap. Quintilianus, een onderwijzer geboren in het huidige Calahorra, die zich uitsprak tegen de vernederende straffen op school en stelde dat leergierigheid slechts afhangt van de wil, 'waar geen ruimte is voor geweld'. Of die christen geboren in Syrië, Paulus van Tarsus, die misschien het eerste betoog over gelijkheid hield toen hij zei: 'Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrije mensen, mannen of vrouwen.'
  De kennismaking met wat onze voorouders allemaal hadden bedacht inspireerde ons tot zulke vergaande ideeën in het dierenrijk als mensenrechten, democratie, vertrouwen in de wetenschap, vrijheid, volksgezondheid, leerplicht, het belang van een eerlijk proces en de zorg voor de zwakkeren in de samenleving.
Wie zouden we vandaag de dag zijn zonder die ideeën? (pagina 31-34)

Lees ook: Papyrus : een geschiedenis van de wereld in boeken (uit 2021).

Mounir Samuel 2

Nederland voor de Nederlanders : mijn antwoord op (extreem)rechts
Nieuw Amsterdam 2024, 205 pagina's  € 17,99

Wikipedia: Mounir Samuel (1989)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
Welkom in Nederland voor de Nederlanders. Een land waar steeds minder mensen thuis horen, zich thuis voelen of een thuis vinden. Want wie is die Nederlander, en wie bepaalt dat?

Nederland voor de Nederlanders laat zien hoe de samenleving verhardt, de ongelijkheid groeit en de pijlers van onze democratie en rechtstaat wankelen. Het gaat niet goed met Nederland, en Nederland doet geen goed. Nu (extreem)rechtse politici in het centrum van de macht zijn beland, dreigt ons land aan zichzelf ten onder te gaan. In dit persoonlijke en politieke boek ontwart politicoloog Mounir Samuel de kluwen waarin we verstrikt zijn geraakt, geeft hij antwoorden op deze tijd en wijst hij de weg naar een land dat hoop brengt en leven geeft. Een Nederland voor alle Nederlanders.

Fragment uit (het) Woord vooraf
Welkom in Nederland voor de Nederlanders. Een land waar steeds minder mensen thuishoren, zich thuis voelen of een thuis mogen vinden. Tot het punt dat ik en vele anderen met mij Nederland definitief willen verlaten.
  Maar zomaar vertrekken doe ik niet. Daarom dit boek, of manifest.
  Over wie die Nederlanders eigenlijk zijn, of mogen zijn en bovenal wie nooit Nederlander mochten of mogen worden.

  Over welk land we nog zijn en wat er nog van Nederland over is voor die Nederlanders aan wie dit land wél zou toebehoren. 


  En over hoe we volledig aan onszelf ten onder dreigen te gaan en wel zo dat er straks geen Nederland meer over is om Nederlander in te zijn. Als we zo doorgaan, worden we een volk zonder land. Nederlanders zonder Nederland.
  Ik zal in dit boek bij vlagen persoonlijker zijn dan ik ooit ben geweest. Dat doe ik omdat ik met de teloorgang van dit land bijzonder weinig te verliezen heb, maar ook omdat ik hoop hiermee eindelijk invoelbaar te maken wat het werkelijk betekent om nooit volledig thuis in eigen land te mogen zijn.
  Tegelijk ben ik in dit boek politieker dan in eerder werk. Als politicoloog zijn het even fascinerende als verontrustende tijden. Het vaste fundament van onze democratie en rechtstaat toont steeds grotere scheuren. De zuilen van de trias politica en onafhankelijke pers trillen vervaarlijk. Het demonstratierecht en de rechterlijke bescherming blijken holle muren. Mensenrechten en internationale verdragen zijn steeds vaker loos papierwerk.
  Ik ben me ervan bewust dat weinigen de werkelijke betekenis en inhoud van deze abstracte begrippen kennen. Daarom zal zo duidelijk mogelijk uitleggen wat deze veelgebruikte en misbruikte termen betekenen en hoe de vrijwel dagelijkse ondermijning ervan er concreet uitzien.
  Dit boek gaat bij uitstek over Nederland. Het gaat ook over Gaza. De genocide aldaar legt pijnlijk bloot waar ons land voor staat, om draait en nu vooral op dreigt te vallen; te weten vrede en recht, de rechtstaat en de rechtspraak, onze internationale positie ne het belang van Internationale verdragen. Op geen andere kwestie lijken het systeem en de samenleving meer met elkaar in botsing. Daar waar er nog enig vertrouwen was in politieke representatie of onafhankelijke verslaglegging, is daar bij velen sinds 7 oktober 2023 nauwelijks tot niets van over. Gaza toont ons het absolute morele failliet van Nederland, waar 'nooit meer' 'alweer' en 'nog steeds' bleek, en legt tegelijk de onverschilligheid bloot van zovelen die liever zwijgen en wegkijken. Ik kan geen van beide en wie dit boek leest kan dan nadien ook niet meer, daarvan ben ik overtuigd. Al was het maar omdat met elke dode daar ook de ziel van ons lands steeds verder sterft.
  Ik toon wellicht een Nederland waar sommigen zich niet direct zullen herkennen. Anderen zullen de rol en impact van datzelfde Nederland misschien niet willen erkennen. Dat is begrijpelijk, wanneer zij wél door de politiek en samenleving als gewenste Nederlanders worden beschouwd. De waarheid is dat ik zelf al even hard met mijn woorden worstel. Kan ik dit schrijven?  Mag ik dit schrijven? Lijk ik nu net zo verzuurd als ons eigen grondwater? Zie ik het verkeerd?  Ben ik te hard? Wekenlang lag ik piekerend in bed over mijn eigen tekst. Maar het is zoals Jezus sprak: 'de waarheid zal u kennen en de waarheid zal u vrijmaken' (Johannes 8:32). In die ongemakkelijke maar bevrijdende waarheid wil ik staan en nog één keer de strijd aangaan, als Nederlander voor Nederland. (pagina 9-11)

Lees ook: Jona zonder walvis : een profetie voor Nederland (uit 2022)

Terug naar Overzicht alle titels

Christian Grataloup

Van savanne tot stad
Nieuw Amsterdam 2025, 461 pagina's - € 34,99

Oorspronkelijke titel: Géohistorie (2023)

Wikipedia: Christian Grataloup (1951-)

Korte bespreking
Een grondig (461 blz.) overzicht van de geschiedenis van de mensheid vanuit geografisch perspectief. Geograaf Christian Grataloup biedt een vernieuwende kijk op de geschiedenis door te beginnen bij de geografie. Hij onderzoekt hoe geologie, antropologie, klimatologie, demografie, genetica en economie hebben bijgedragen aan de vorming en ontwikkeling van menselijke samenlevingen. Het boek beschrijft de opkomst van de eerste beschavingen, hun groei en ondergang. Grataloup gaat tevens uitgebreid in op eigentijdse kwesties als het veranderende klimaat. Vaardig en erudiet geschreven, zonder voetnoten of bibliografie. Met kaarten en diagrammen in kleur en zwart-wit. Met name geschikt voor een geoefende lezersgroep.  Christian Grataloup (1951) is een Franse geograaf en emeritus-hoogleraar aan de Université Diderot in Parijs, die zich met name bezig houdt met geo-historisch onderzoek. Hij schreef eerder o.a. de ‘Atlas van de wereldgeschiedenis’ (2021, 2025)*.

Tekst op website uitgever
Wat als we onze geschiedenis vertellen door te beginnen bij de geografie? Aan de hand van geologie, antropologie, klimatologie, demografie, genetica en economie schetst dit baanbrekende boek een andere geschiedenis van menselijke samenlevingen door de eeuwen heen.

Van savanne tot stad maakt duidelijk hoe en waarom de eerste menselijke beschavingen konden ontstaan, hoe die zich verder ontwikkelden en soms ook weer verdwenen. Een geschiedenis van de mens en de wereld waarin hij leeft. Een wereldwijde geschiedenis. Een geogeschiedenis.

'Christian Grataloup brengt de geschiedenis van de mens op unieke wijze in kaart.' Le Figaro

'Hoe de mens zich verspreidde over Polynesië, hoe de ijstijd onze soort beïnvloedde, de mens in zijn moderne stadsomgeving: Grataloup beschrijft het allemaal. Kortom, pure geo-historie' KIJK Geschiedenis

Fragment uit hoofdstuk 7. De wereld was eventjes Europees
Welke hedendaagse samenleving vertoont geen oorspronkelijk Europese kenmerken, al is het tegen wil en dank? Kijk dan alleen maar naar de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties: overwegend mannen - hoewel daar misschien niets specifieks Europees aan is - van wie de meeste in pak. Ze communiceren voornamelijk in de officiële VN-talen, waarvan er vier Europees zijn (Engels, Frans, Spaans en Russisch; de andere twee officiële talen zijn Arabisch en Chinees, maar Engels voert de boventoon). Deze talen behoren inderdaad tot de talen die meer dan 100 miljoen sprekers hebben, maar daarvan zijn er nog wel meer. Hindi (de wereldwijd op twee na meest gesproken taal), Bengali, Urdu, Indonesisch, Japans, Marati, Telugu, Tamil, Kantonees, Vietnamees, Tagalog, Perzisch, Hausa, en daarnaast slechts twee andere talen, Portugees en Duits (de laatstgenoemde net aan). De meerderheid van de leden van de Algemene Vergadering eet geglobaliseerd voedsel waarvan veel gerechten van Europese origine zijn. Bovendien doen ze dat vaak met mes en vork, volgens een dagelijks ritme dat en in een volgorde van gerechten die grotendeels uit Europa zijn overgenomen, te beginnen met het ontbijt Het recht waarnaar ze verwijzen is van dezelfde herkomst. Ze vertegenwoordigen natiestaten, een geopolitieke constructie die ontstond in het Europa van de achttiende-negentiende eeuw (een samenleving die zich bewust was van haar eenheid en zich bevond op een grondgebied dat door duidelijke grenzen was afgebakend) en in de twintigste eeuw uitgroeide tot de wereldwijd theoretische norm.
  De lijst van Europese erfenissen is nog veel en veel langer , op het vlak van waarden, smaakvoorkeuren, kunst, morele normen, enzovoort. Maar al deze Europese kenmerken, en dit is de kern van het globaliseringsproces, zijn geglobaliseerd. Dat wat we vaak voor universeel houden was eigenlijk heel specifiek. Bezien vanuit het perspectief van de vijftiende eeuw is het ronduit verbazingwekkend want destijds leek werkelijk niets te wijzen op zo'n expansie van de wereld. Europa was weliswaar een van de dichtstbevolkte en meest dynamische werelden van de As, maar het had niet de meeste inwoners en kende evenmin de grootste technologische ontwikkeling. Bovendien kon het ook niet profiteren van een centrale ligging ten opzichte van het verkeer in de As. (pagina 329-330)

Terug naar Overzicht alle titels

Robert MacFarlane

Leeft een rivier?
Athenaeum, Polak & Van Gennep 2025, 416 pagina's € 27,50

Oorspronkelijke titel: Is a river alive? (2025)

Korte bio van Robert MacFarlane (1976-)

Korte beschrijving
Een diepgravend, poëtische en persoonlijk getint onderzoek naar de sterfte van rivieren, natuurbescherming en de rechten van de natuur. Robert Macfarlane onderzoekt in dit boek de wereldwijde bedreigingen voor rivieren door vervuiling, droogte en indamming, en beschrijft de strijd om de rechten van rivieren en de natuur wettelijk te erkennen om verdere vernietiging te voorkomen. Het boek neemt de lezer mee op een reis langs drie grote stroomgebieden in Ecuador, India en Canada, en combineert cultuur- en natuurgeschiedenis, reportages en reisverslagen. Macfarlane verweeft deze elementen met natuurobservaties en verhalen over de strijd voor het behoud van deze waterwegen. Diepgaand, vaardig en poëtisch geschreven. Met zwart-witfoto's, -portretten en kaarten. Met name geschikt voor een geoefende lezersgroep. 

Robert Macfarlane (Halam, 1976) is een beroemde Britse schrijver en academicus. Hij schreef meerdere boeken, o.a. ‘Verloren woorden’ en ‘De oude wegen’, over wandelingen.

Tekst op website uitgever
Overal ter wereld sterven rivieren door vervuiling, droogte en indamming. Al sinds mensenheugenis moeten rivieren dienstbaar zijn voor vervoer, voor energie, als bron van voedsel, als open riool. Wereldwijd is er echter ook een beweging gaande die het leven en de rechten van rivieren en andere natuur wil erkennen en wil vastleggen in de wet om verdere vernietiging tegen te gaan.

Natuurschrijver Robert MacFarlane is diep overtuigd van deze Rights of Nature. In Leeft een rivier? neemt hij zijn lezers mee op een reis langs drie grote stroomgebieden, in Ecuador, India en Canada. Van nevelwouden naar lagunes en van kreken naar kolkende watermassa’s. Alle drie de rivieren worden bedreigd en voor alle drie wordt een strijd geleverd.

Leeft een rivier? is MacFarlanes meest persoonlijke én politieke boek tot nu toe. Het bruist van de fascinerende ideeën, onvergetelijke personages en verhalen, en van de haarscherpe natuurobservaties die zijn handelsmerk zijn. Hij verweeft cultuur- en natuurgeschiedenis, reportages, reis- en natuurverslagen met poëtisch proza.

Fragment uit (de) Inleiding - Anima
Dit boek is een zoektocht naar een idee dat de wereld verandert: het idee dat een rivier leeft.
  Het onderzoekt de geschiedenis van dat idee, de mensen en de plaatsen die  er een rol in spelen en de mogelijke toekomsten ervan, evenals van ideeën die eraan verwant zijn: dat een bos kan denken, bijvoorbeeld, of dat een berg zich iets kan herinneren. Het stelt de vraag wat er gebeurt als we het idee dat de rivier leeft serieus nemen. Wat betekent die erkenning voor de perceptie, de wetgeving en de  politiek? Het boek is een poging ons een andere voorstelling te maken van water.

  Leeft een rivier?  speelt zich af in drie landschappen. het eerste is een Ecuadoriaans nevelwoud genaamd Los Cedros, het 'cederwoud', waar de bron ontspringt van de Río Los Cedros, de 'rivier van de ceders'. Het tweede zijn de gewonde kreken, lagunes en riviermondingen van de waterstad Chennai, in Zuidoost-Azië. Het derde is het woest binnenland van Nitassinan, waar het Innuvolk woont en de rivier de Mutekehau Shipu doorheen loopt, ook wel bekend als de Magpie River, de 'Eksterrivier', die uitmondt in de Saint Lawrence-baai, ruim duizend kilometer ten noordoosten van Montreal.
  Elk van die gebieden is het brandpunt geworden van revolutionaire ideeën over datgene wat filosoof Michel Serres het 'contract met de natuur' heeft genoemd. In elk van die gebieden wordt op de een of andere fundamentele manier van rivieren gedacht dat ze leven. En in elk van die gebieden wordt de rivier ernstig in zijn voortbestaan bedreigd: in Ecuador door de mijnbouw, in India door vervuiling en in Nitassinan door indamming. 
  'Water praat', merkte de Schotse schrijver Nan Shepherd op. Maar wat zegt het? Overal waar ik op mijn reizen kwam stelde ik mensen dezelfde vraag: wat zegt de rivier? Het is een oeroude vraag, een vraag die al heel lang meegaat. De antwoorden die ik kreeg waren prachtig, cryptisch, verontrustend en verhelderend. Wat ze met elkaar gemeen hebben is de erkenning dat we in een veelstemmige wereld leven, maar ook dat de meerderheid van de aardbewoners - menselijke en anders-dan-menselijke - een stem wordt ontzegd. Het zwijgen worden opgelegd is niet hetzelfde als zwijgen, niet worden gehoord is niet hetzelfde als sprakeloos zijn. Geen landschap spreekt met één tong. (pagina 27-28)

Terug naar Overzicht alle titels


Ernest Becker

De ontkenning van de dood
Athenaeum, Polak & Van Gennep 2025, 348 pagina's € 27,50
Uitgegeven in de Paradigmareeks

Oorspronkelijke titel: The denial of death (1973)

Wikipedia: Ernest Becker (1924-1974)

Korte beschrijving
Een diepgravende verhandeling over de menselijke weigering sterfelijkheid te confronteren, en over de vrees voor de dood als drijfveer voor het menselijk handelen. Ernest Becker onderzoekt in dit boek de menselijke neiging om de eigen sterfelijkheid te ontkennen, en de dood niet als het definitieve einde van het leven te zien. Becker introduceert het idee dat mensen niet alleen in een tastbare wereld leven, maar ook in een symbolische wereld. Hierin creëren mensen van alles om herinnerd te worden, tot in de eeuwigheid, in een poging het leven betekenis te geven. Het boek bood bij verschijning een nieuw perspectief op de menselijke natuur, en moedigt aan om het leven ten volle te leven. Zeer intelligent en erudiet geschreven, met een voorwoord van Arnon Grunberg. Uitsluitend geschikt voor een geoefende lezersgroep.


Ernest Becker (1924-1974) was een Amerikaanse cultureel antropoloog, hoogleraar en auteur. Hij schreef meerdere boeken. 'De ontkenning van de dood' werd oorspronkelijk gepubliceerd in 1973 en won de Pulitzer Prize. 

Tekst op website uitgever
In De ontkenning van de dood (1973) pakt Becker het probleem van de grootste leugen van het menselijk bestaan aan: de weigering om de eigen sterfelijkheid te onderkennen. De gehele beschaving lijkt zichzelf namelijk te beschermen tegen het besef van de dood als einde van het leven.

Volgens Becker leven we behalve in onze tastbare wereld ook in een symbolische, waarin zich de overtuiging van onze onsterfelijkheid bevindt. We scheppen om herinnerd te worden, om deel uit te maken van iets waarvan we geloven dat het eeuwig zal duren. Op die manier hopen we ons leven betekenis te geven. Becker werpt een nieuw licht op de aard van de mensheid en roept op tot het leven van het leven.

Fragment uit Charisma - de kwintessens van onvrijheid
Overdracht in bredere zin

We hebben nu een belangrijke oorzaak in beeld van de grootschalige ellende die de mens in de wereld teweegbrengt. Die oorzaak is niet dat de mens een dier zou zijn dat het van nature lekker vindt om dingen kapot te maken en dat een ravage veroorzaakt vanuit een gevoel van onaantastbare macht. De mens is juist een dier dat bibbert van angst, hij maakt de wereld om zich hen kapot op zoek naar steun en bescherming en probeert zich op die laffe manier sterk te voelen. Zo sluiten de eigenschappen van de leider aan op de problemen van de mensen en samen vormen ze een natuurlijke symbiose. Bij wijze van nuancering van de geldende inzichten op het gebied van massapsychologie heb ik laten zien dat de macht van de leider naast zijn persoonlijk charisma berust op wat hij voor mensen kan betekenen. Mensen projecteren hun problemen op hem en daarop zijn zijn rol en zijn status gebaseerd. Maar leiders hebben hun volgelingen net zozeer nodig als zij hem. Op zijn beurt projecteert de leider op zijn volgelingen zijn eigen onvermogen om op eigen benen te staan, zijn eigen angst voor isolement. Ik durf te stellen dat als er geen van nature charismatische leiders waren, ze zouden moeten worden uitgevonden - net zoals leiders volgelingen moeten maken als die er niet zij. Als we deze natuurlijke symbiotische kant serieus nemen krijgen we een vollediger beeld van het verschijnsel overdracht, waar we nu preciezer naar gaan kijken.

In zijn uiteenzetting over het verschijnsel overdracht had Freud al veel over de problemen van de volgelingen en over de aantrekkingskracht van de leider naar voren gebracht. Maar juist hier wordt het lastig. Want zoals altijd heeft Freud wel goed aangewezen waar je moet kijken, maar heeft hij de blik te zeer vernauwd. Volgens Benjamin Wolstein had Freud een heel vastomlijnd idee over hoe het kwam 'dat mensen in de problemen raken'. Zijn verklaringen kwamen vrijwel altijd uit bij seksualiteit. Dat mensen zich zo gemakkelijk laten hypnotiseren bewees volgens hem dat hypnose berust op seksualiteit. Dat we ons bij overdracht tot iemand aangetrokken voelen is niet meer dan een uiting van de vroegste gevoelens van het kind voor de mensen in zijn directe omgeving - toen ene puur seksueel gevoel maar nu zo diep verborgen in het onbewuste dat we daar geen weet meer van hebben. In de onmisbare formulering van Freud zelf:

We moeten concluderen dat gevoelens als sympathie, vriendschap of vertrouwen genetisch gekoppeld zijn aan seksualiteit. Hoe zuiver en niet-sensueel ze zich ook aan ons mogen voordoen, ze zijn ontstaan uit puur seksuele verlangens, waarbij het seksuele doel is afgezwakt. In het begin kenden we slechts seksuele objecten; uit de psychoanalyse komt naar voren dat mensen die we in het echte leven slechts respecteren of gewoon aardig vinden in ons onbewuste nog steeds zulke seksuele objecten kunnen zijn.

Deze neiging om alles te seksualiseren heeft de psychoanalyse al in een vroeg stadium in de problemen gebracht, zoals we zagen. Sindsdien zijn tal van knappe koppen bezig geweest de psychoanalyse uit Freuds obsessie met seks los te trekken. Toch ging Freud er in zijn latere werk ook wel wat losser mee om en probeerde hij bepaalde  dingen breder te verklaren, zoals de neiging om zich bij overdracht te onderwerpen. In 1912 stelde hij nog dat het feit van complete onderwerping voor hem een 'onmiskenbaar' bewijs was voor het erotische karakter van overdracht vormde. Maar later kreeg hij meer oog voor de verschrikkingen van het menselijk bestaan. Hij sprak over het verlangen van het kind naar een machtige vader als 'bescherming tegen vreemde hogere machten', en bracht dat in verband met 'de zwakheid van de mens' ende 'hulpeloosheid van het kind'. Toch zet hij daarmee zijn eerdere verklaringen niet overboord, Voor hem dekt het woord 'eros' niet slechts specifiek seksuele drijfveren maar ook het verlangen van het kind naar almacht, naar het oceaangevoel van het opgaan in de macht van de ouders. Op deze manier kon Freud zowel aan zijn beperkte als aan zijn bredere visie vasthouden. Dat is vaak lastig bij hem: wat hij signaleert klopt wel maar zijn concrete invulling klopt niet. Zoals we eerder al, met Rank, stelden: wanneer je gaat kijken naar de verschrikkingen van de buitenwereld, dan heb je het niet meer over specifiek erotische aandriften maar over het menselijk bestaan in algemene zin. In dat geval zou je kunnen zeggen dat het kind wil opgaan in de almacht van de ouders, niet zozeer uit verlangen maar eerder uit lafheid. En dan wordt het een heel ander verhaal. (pagina 173-177)

Marian Donner 3

Rooksignalen (een hoofdkussenboek)
Das Mag 2024, 248 pagina's € 23,99

Wikipedia: Marian Donner (1974)

Korte beschrijving
Een filosofische zoektocht naar meer vrijheid en speelsheid in het leven. Marian Donner springt van thema naar thema, zoals popcultuur, kwantummechanica en orka’s. Ze neemt de lezer mee op reis, vergezeld door de woorden van haar overleden vader, een voormalig schaakkampioen. De ontmoetingen met escorts lieten haar een andere wereld zien. Ook de stem van de Japanse hofdame Sei Shõnagon, die meer dan duizend jaar geleden een dagboek bijhield, speelt een rol in haar observaties. Het boek is een uitnodiging om los te komen van de beperkingen van hedendaagse structuren en controle, en om te streven naar meer ruimte en lucht in het leven. Eigenzinnig en lichtvoetig geschreven. Marian Donner (Amsterdam, 1974) is schrijver, cultuurcriticus, columnist en essayist. Ze schreef meerdere boeken. Haar werk wordt in meerdere landen uitgegeven.

Tekst op website uitgever
Op zoek naar een betere toekomst, een met meer spel, meer dans, meer vrijheid vooral, hink-stap-springt Marian Donner door de popcultuur, langs orka’s, ‘schreeuwende’ planten, oorlogsrecht, kwantummechanica en Ninjago. Onderweg neemt ze de woorden van haar overleden vader mee, voormalig schaakkampioen. De escorts die ze ontmoette bij het bureau waar ze jarenlang de telefoon opnam, laten haar een schaduwwereld zien. En dan is er nog de stem van de Japanse hofdame Sei Shõnagon. Meer dan duizend jaar geleden hield ze een dagboek bij. Wat kan zij ons tonen?

Rooksignalen (een hoofdkussenboek) is een trip, een dans, weg van de hokjes en labels, de huidige controledrift, rechtlijnigheid en zwaarte, naar meer ruimte en lucht.

Marian Donner is essayist en columnist bij De Groene Amsterdammer, waar ze schrijft over popcultuur, technologie en alle overige pijnpunten van het moderne leven. Eerder verschenen van haar De grote weigering en de internationale bestseller Zelfverwoestingsboek. Haar interesse ligt bij alles wat afwijkt van de norm (en de kwantummechanica).

Fragment uit Kinderen van het einde van de geschiedenis

'I want go back, Daniel says, quickly, with effort.
  'Where?' I ask, undure
  There's a long pause that kind of freaks me out and Daniel Finishes his drink and fingers the sunglasses he's still wearing and says, 'I don't know. Just back.'

Het einde van de geschiedenis naderde en wij waren erbij. Generatie X, ook wel de patatgeneratie, de MTV-generatie of gewoon Nix, geboren tussen 1965en 1980 en grotendeels tot wasdom gekomen in de jaren negentig, is in veel opzichten een tussengeneratie.
  Als kind speelden wij nog hele dagen op straat, voortgedreven door verveling, met niets te doen en niemand die op ons lette omdat onze ouders het te druk hadden met zichzelf.
  Wij weten nog hoe het is om een schermloos bestaan te leiden, maar herinneren ons tegelijkertijd dat iemand uit de buurt een spelcomputer kreeg, opeens speelden we hele dagen Pac-Man. Wij zijn de generatie tussen Kuifje en Lara Croft, zei mijn geliefde ooit. Half analoog, half digitaal, alsof er een reuklijn door os heen loopt, of een spelonk. Aan weerszijden worden we overschaduwd door de babyboomers en de millennials: twee generaties, die zoveel groter, mondiger en ambitieuzer waren, zij wilden de wereld veranderen. Wij daarentegen trokken ons terug.
  Cynisch, nihilistisch en lui werden we genoemd. En daar zat,, of zit, wat in. Wij wilden juist níet meedoen, geen positie claimen, wij hielden vast aan de schaduw in onze spelonk. Succes was een smet, 'sell-out' het grootste scheldwoord denkbaar: dat waren de mensen die hun ziel hadden verkocht aan het grootkapitaal. Wij haatteen de wereld, omdat we geen flauw idee hadden hoe we ons eraan moesten verbinden.
  People are afraid to merge on freeways in Los Angeles,' luidt de eerste zin van Less than Zero en zo voelde het inderdaad precies, denk ik als ik Bret Easton Ellis' roman decennia later herlees. Als iemand het levensgevoel van Generatie X heeft weten te vangen is het Easton Ellis wel: mijn generatie is bang om te mergen
  Bret Easton Ellis  schreef Less than Zero op zijn negentiende (!), uiteindelijk verscheen het in 1985. Daarmee is deze roman eigenlijk te oud om als boegbeeld van Generatie X te gelden, de slacker-zeitgeist zou pas begin jaren negentig tot volle bloei komen, in films als Reality Bites en Clerks; in grungemuziek met de bijbehorende uniseksoutfits van afgetrapte schoenen, ongewassen haren en tweedehands blokbloezen; en natuurlijk in haar Messias: Kurt Cobain, zanger van Nirvana. Maar ik denk dat Milan Kundera gelijk had toen hij schreef dat je een fenomeen niet achteraf, maar alleen vooruitkijkend goed kunt overzien.
  In zijn essaybundel Het doek noemt Kundera een roman uit 1932, van de allang vergeten Tsjechische schrijver Jaromír John, waarin het lawaai van motoren en auto's de protagonist tot waanzin drijft. In 1932 reden er alleen nauwelijks nog auto's door de straten van Praag.
  Toen Kafka de 'monsterlijkheid' van de bureaucratie beschreef, was die nog 'een onschuldig kind' in vergelijking met die van nu, aldus Kundera.
  De kritiek van al die 'briljante filosofen' uit de jaren zestig op de consumptiemaatschappij was correct, maar zou 'in de loop der jaren op zo'n karikaturale manier [worden]  ingehaald door de werkelijkheid dat je je schaamt om je erop te beroepen'.
  Alles wat ooit nieuw was, is op een dag zo normaal dat we het nauwelijks nog zien. Zoals die vis die vraagt wat water is. Of zoals Kundera schrijft: 'Het existentiële belang van een maatschappelijk verschijnsel is niet het duidelijkst waarneembaar als het wijdverbreid is, maar als het nog in de beginfase verkeert, onvergelijkbaar veel zwakker dan het later zal worden.'
  Less than Zero nam een maatschappelijk verschijnsel waar dat later alleen maar aan kracht zou winnen. Al kun je daaraan toevoegen dat de kritiek op de consumptiemaatschappij van al die briljante filosofen uit de jaren zestig hier eindelijk een nieuw jasje kreeg. Een upgrade, zogezegd, naar de moderne tijd. (pagina 27-29)

Lees ook: Zelfverwoestingsboek : waarom we meer moeten stinken, drinken, bloeden, branden & dansen (uit 2019) en De grote weigering (uit 2022).

Roderick Nieuwenhuis

Mens en machine : hoe stoom, stroom en smartphone ons ondermijnen
Ambo Anthos 2025, 308 pagina's  € 23,99

Lenen als E-book via bibliotheek.nl

Korte bio van Roderick Nieuwenhuis (1982)

Korte beschrijving
Een diepgravende verkenning van de relatie tussen mens en technologie in heden, verleden en toekomst, aan de hand van feiten en verhalen uit de techniekgeschiedenis, de kunsten en de filosofie. Roderick Nieuwenhuis stelt de vraag of moderne technologieën de mens daadwerkelijk vooruit helpen. Hij beschrijft de geschiedenis van techniek en laat zien dat machines zowel fysieke hulpmiddelen als veranderlijke ideeën zijn. Aan de hand van de filosofie van verschillende schrijvers, denkers en kunstenaars poogt Nieuwenhuis te achterhalen of machines de mensheid vervangen of slechts helpen. Bevlogen en onderhoudend geschreven, soms op ietwat serieuze, informatieve toon. 

Roderick Nieuwenhuis (1982) is historicus, journalist en auteur. Hij schreef onder andere voor NRC en De Groene Amsterdammer. Eeder verscheen van hem het boek ‘Een simpel leven’* (2022).

Tekst op website uitgever
Onderzoek naar de opmars van de machine door de eeuwen heen. Komt de machine ons helpen of gaat hij ons vervangen?

Nu de mens voor het eerst in de geschiedenis rondloopt met een machine in de broekzak, in de vorm van een smartphone, rijst de vraag of dit ooit de bedoeling was. Kunnen we de gevolgen wel overzien? En waar komt die menselijke behoefte naar de machine eigenlijk vandaan? Welke hoop had en heeft de mens voor de machine? En worden die verwachtingen waargemaakt?

In Mens en machine gaat journalist en historicus Roderick Nieuwenhuis terug tot de eerste machinedenkers uit de vroege zestiende eeuw, om via de industriële revolutie weer in het nu te belanden. Hij onderzoekt hoe de ogenschijnlijk onstuitbare opmars van de machine in de afgelopen eeuwen door de mens is beoordeeld en verwerkt. Daarbij maakt hij gebruik van de vele verschillende cultuurproducten die in de afgelopen vierhonderd jaar door schrijvers, filosofen en kunstenaars over de machine zijn gemaakt. Het doel is antwoord te krijgen op de vraag die de mensheid bezighoudt sinds de klassieke oudheid en de mythe van Prometheus: komt de machine ons helpen of gaat hij ons vervangen?

Fragment uit 8. Apollonisch of dionysisch? Rond 1900 stelt een Duitse filosoof de machinemens voor een keuze
Schiller en Novalis lijden aan het eind van de achttiende eeuw gekscherend gezegd aan klokangst, een emotie die in de geschiedenis vaker terugkomt. Rond 1900 duikt de officieel bestaande aandoening ('chromomentrofobie') weer op. Daar zijn meerdere redenen voor, waardoor de opening van een treinverbinding. Door 's werelds eerste transcontinentale treinspoor, dat vanaf 1869 de Amerikaanse oostkust met de westkust verbindt, krijgen de Verenigde Staten aan het eind van de negentiende eeuw een nationale markt, kortere reistijden en verser, ingeblikt voedsel. Om alle reistijden goed op elkaar aan te laten sluiten, krijgt het land bovendien een gestandaardiseerde tijd. En met name die laatste ontwikkeling wordt vanuit Europa nauwlettend in de gaten gehouden. Mede door de invoering van het Engelse Greenwich als internationaal ijkpunt in 1884 gaat in plaats van seizoenen of gewoontes de klok het menselijke dagritme op steeds meer plekken in de wereld bepalen. En dat niet overal in goede aarde. Het is alsof de romantiek van Schiller en Novalis een eeuw later plots weer nieuw leven wordt ingeblazen.
  Duitsland staat dan ook wederom centraal in dat verhaal. In de Weimarrepubliek, sinds de eenwording in 1871 de eerste Duitse parlementaire democratie uit de geschiedenis, worden er twijfels geuit over de veramerikanisering van het Duitse leven. In de jaren nadat Max Weber spreekt over die 'stalen kooi', is er in het land onvrede over de massaconsumptie, vermeend triviaal vermaak en de rationalisering van het werkende leven. Men krijgt  het gevoel in rap tempo (en zonder overleg) onderdeel te zijn geworden van een op hol geslagen machine. Met Amerika als hoofdschuldige. De kritiek komt niet alleen uit conservatieve hoek. Ook een liberale en kosmopolitische schrijver als de in Oostenrijk geboren Stefan Zweig komt in 1925 tot de conclusie dat de wereld om hem heen een bepaalde 'gelijkvormigheid' heeft gekregen. In een artikel schrijft hij dat zijn medemens 'atomen in de deining van een gigantische markt' zijn geworden, een kracht die de mensheid naar een arbitraire wereld voert. De in 1918 beëindigde Eerste Wereldoorlog is volgens Zweig uiteraard de eerste grote vernietigingsslag voor Europa geweest. Maar die vermoeide amerikanisering is een goede tweede.
  De cultuur van de Weimarrepubliek staat stijf van de kritiek op de Amerikaanse invloed. En een van de beroemdste uitvloeisels daarvan is de film Metropolis (1927) van de Duitse regisseur Fritz Lang. Zijn film past uiteraard in de debatten die in de jaren twintig in de Weimarrepubliek worden gevoerd over de rationalisering en veramerikanisering van het leven. Lang laat zich voor zijn invloedrijke film sterk beïnvloeden door zijn bezoek in 1924 aan New York. Het maakt een 'verpletterende indruk' op hem. 'Ik wist toen,' stelt Lang, 'dat ik een film moest maken over al zijn sensaties.'
  Het mondt dus uit in Metropolis, een film over een welgestelde en feestvierende elite wier luxueuze en comfortabele bestaan door mechanisch bewegende en onder de grond levende slaafgemaakten mogelijk wordt gemaakt. Het levensritme van die ondergrondse mens wordt volledig bepaald door het ritme van enorme machines. De film wordt voer voor dictators. Het idee van een anonieme mensenmassa die wordt aangestuurd door gewetenloze heersers valt ook in de smaak bij iemand als Adolf Hitler. Hoewel Lang uiteindelijk niet wordt aangesteld als hoofd van de Duitse filmindustrie (een idee waar de nazi's enige tijd mee spelen), komen de in formatie marcherende massa's uit Metropolis duidelijk terug in Triumph des Willens, de documentaire die nazi-regisseur Leni Riefenstahl in 1935 maakt over een partijcongres van Hitlers politieke partij. Die slaafse machinemens is in het Derde Rijk duidelijk in trek. (pagina 107-109)

Terug naar Overzicht alle titels


donderdag 23 januari 2025

Geert-Jan Knoops

Als de rechtsstaat faalt : wat onrecht met de burger doet
Ambo Anthos 2025, 332 pagina's  € 21,99

Lenen als E-book via bibliotheek.nl

Verschijnt mei 2025

Wikipedia: Geert-Jan Knoops (1960)

Korte beschrijving
Een diepgaande verhandeling over de gevolgen van een falende rechtsstaat voor de bescherming van burgers.  Als de rechtsstaat niet goed functioneert, komen burgerrechten onder druk te staan. Denk aan inperkingen van privacy, meningsuiting en gelijke behandeling. Strafpleiter Geert-Jan Knoops laat in dit boek zien hoe sociale media, polarisatie en internationale ontwikkelingen – zoals politieke invloed op tribunalen en leiders als Trump – de rechtsstaat ondermijnen. Hij toont aan wat onrecht met burgers doet en roept op tot waakzaamheid. Het boek biedt inzichten uit de nationale en internationale praktijk en praktische handvatten om de rechtsstaat te versterken. Helder en met diepgang geschreven. Met name geschikt voor een geoefende lezersgroep.  Geert-Jan Knoops (Eindhoven, 1960) is advocaat en hoogleraar politiek van het internationaal recht aan de Universiteit van Amsterdam. Hij kreeg landelijke bekendheid toen hij vrijspraak bewerkstelligde voor de twee vermeende daders in de Puttense moordzaak en in de zaak-Julio Poch.

Tekst op website uitgever
Wat gebeurt er als onze rechtsbescherming niet meer goed functioneert? Wat zijn de gevolgen van het falen van de overheid? Wat moeten we doen om de burger beter te beschermen?

In Als de rechtsstaat faalt gaat de bekende strafpleiter Geert-Jan Knoops, aan de hand van vele voorbeelden uit zijn nationale en internationale rechtspraktijk, in op deze vragen.

De rechtsstaat beschermt de Nederlandse burger steeds minder goed en politieke krachten hebben meer en meer invloed op het functioneren van de rechtsstaat. Is dit verwijt terecht? Sinds 9/11 nemen wereldwijd het terrorisme en de oorlogsdreigingen toe, wat een grote impact heeft op de waarborging van de rechten van burgers. In Nederland laat de recente toeslagenaffaire zien hoe burgers de dupe kunnen worden van het falen van de overheid. En de kwestie rond de Afghaanse tolken die de Nederlandse strijdkrachten hielpen in Afghanistan toont dat de overheid te weinig doet om de burgers te beschermen.

Fragment uit

Terug naar Overzicht alle titels


Richard Reeves

Over jongens en mannen : waarom de moderne man het moeilijk heeft, waarom dit ertoe doet en wat we eraan kunnen doen
Meulenhoff 2025, 366 pagina's € 23,99

Verschijnt april 2025

Oorspronkelijke titel: Of boys and men (2024)

Korte bio van Richard Reeves (1969)

Korte beschrijving

Tekst op website uitgever
In Over jongens en mannen – boek van het jaar volgens The New Yorker en The Economist, Barack Obama 2024 Summer Reading Selection – reflecteert journalist en wetenschapper Richard Reeves op de structurele uitdagingen van de huidige genderrollen in de westerse wereld en biedt hij innovatieve oplossingen

Mannen zitten vaker in de gevangenis dan vrouwen, hebben minder contact met hun kinderen en een grotere kans op drugsgebruik en zelfmoord. Er studeren minder mannen dan vrouwen af van de universiteit en jongens halen 50 procent meer onvoldoendes voor kernvakken dan meisjes. Dit contrast is nog sterker bij jongens en mannen van kleur of zij die lager op de sociaaleconomische ladder staan. De problemen van jongens en mannen zijn structureel: we zien dezelfde tendensen in de hele westerse wereld. Toch worden zij vaak behandeld als incidenten. Het probleem met mannen wordt beschouwd als het probleem van mannen.

In Over jongens en mannen brengt Richard Reeves de problemen van de moderne man in kaart en stelt hij structurele oplossingen voor: van jongens een jaar later naar school laten gaan tot een strategie om meer mannen in zorgberoepen te krijgen. Het doel: een positieve visie op mannelijkheid die de gendergelijkheid niet in de weg staat.

Richard Reeves is wetenschapper bij de Brookings Institution en voorzitter van het American Institute for Boys and Men, een instituut om bewustzijn te creëren over de uitdagingen waar jongens en mannen vandaag de dag mee te maken hebben en om oplossingen hiervoor te ontwikkelen. Hij is de auteur van Dream Hoarders (2017) en schrijft voor The New York Times, The Washington Post, The Wall Street Journal en The Atlantic.

Fragment uit

Terug naar Overzicht alle titels

Lucas De Man

Waar gaat het heen? En wat kan ik doen
Pelckmans 2025, 431 pagina's € 27,--

Lenen als E-book via bibliotheek.nl

Korte bio van Lucas De Man (1982-)

Korte beschrijving
Een geëngageerde persoonlijk getinte uiteenzetting over het toekomstperspectief van verschillende maatschappelijke thema’s. Elk van de negen thema’s; democratie, erotiek, landbouw, dood, bouw, eenzaamheid, economie, mentale gezondheid en werk bevindt zich in een crisis en vereist een nieuwe benadering voor de toekomst. De auteur baseert zijn inzichten op meer dan honderdvijftig projecten en interviewde veertig experts die verhalen, voorbeelden en visies aan de thema's toevoegen met het doel inzicht te bieden in de problematiek en nieuwe benaderingswijzen te presenteren. Het boek biedt een analyse van de huidige tijd en de rol van de lezer daarin, met als doel zowel te informeren als te motiveren tot actie. Aansluitend bij dit boek is er een podcastreeks. In prettige, educatieve stijl geschreven. Met lino-achtige kunstzinnige illustraties in warme kleuren. 

Lucas De Man (1982) is een Vlaamse kunstenaar, tv-presentator, directeur van verschillende stichtingen en auteur. Hij is co-auteur van het boek ‘Yes, please!’* en won verschillende prijzen op het gebied van cultuur en duurzaamheid.

Tekst op website uitgever
In dit boek neemt Lucas De Man je mee naar de toekomst van negen thema’s: democratie, erotiek, landbouw, dood, bouw, eenzaamheid, economie, mentale gezondheid en werk. Hoezo? Is dat niet wat overdreven? Nee. Niet voor Lucas. Hij ziet juist een verband tussen deze thema’s. Ze zijn allemaal in crisis en vragen om een andere manier van denken en doen. Hoe weet hij dat? Lucas maakte de afgelopen zestien jaar meer dan honderdvijftig projecten over deze thema’s in twintig landen. Hij werkte daarvoor samen met wetenschappers, denkers, praktijkexperts en creatieven. Veertig van hen sprak hij voor dit boek opnieuw. Ontdek hun inzichten, verhalen, voorbeelden en vragen en krijg een ongenuanceerd genuanceerd beeld van deze tijd en jouw rol in dit alles.

Waar gaat het heen? En wat kan ik doen? is een boek dat zowel een schop onder de kont als een hart onder de riem biedt aan iedereen die op zoek is.

Lucas De Man is regisseur, presentator en theatermaker. Hij werd geboren in Roeselane (Vlaanderen) in 1982 en studeerde aan de KU Leuven. Hij rondt zijn studie Germaanse Talen in Leuven in 2006 af en zijn studie Regie aan de Amsterdam Hogeschool voor de Kunsten in 2008. Meteen na zijn afstuderen begint Lucas De Man met een groot aantal projecten die aandacht krijgen in de media. Hij maakt installaties, theatervoorstellingen, stadsprojecten en performances. De rode draad in zijn werk is het veranderen van de publieke ruimte als 'anonieme consumptiemarktplaats' tot een plek van verwondering, verbinding en 'ont-moeting'. Deze 'ont-moeting' betreft een 'moment van niet moeten', een plek waar je kwetsbaar én krachtig kan zijn.

Fragment uit hoofdstuk 1. Waar gaat het heen
4. En, en, en

Ik heb in dit deel van het boek de twee hoofdvragen Waar gaat het heen? En wat kan ik doen?  proberen te duiden. Mijn belangrijkste conclusie is dat 'en en en' zeer kenmerkend is voor de komende jaren en onze rol hierin. het wordt namelijk én fantastische met nieuwe verhalen en waarden én pittig met meer geweld, uitsluiting en angst. We kunnen we én zelf iets van maken en verandering veroorzaken, én we hebben niet over alles controle en zijn maar een radertje in het geheel. Het wordt én beter én minder tegelijk. Ik begrijp dat sommige mensen die dubbelheid heel moeilijk vinden en zich dan liever scharen bij mensen die schreeuwen: Iedereen die anders is of doet dan ik moet weg! Maar hoe luid dit soort mensen ook roepen, ze zullen nooit kunnen verbloemen dat de wereld niet zwart-wit is, de mens niet enkel rationeel en het weer niet exact zoals de weerman voorspelde.
  Als we niet enkel bang willen zijn de komende decennia, zullen we moeten leren omgaan met het zoeken, met d eonzekerheid, met het niet weten én met de veelkleurigheid. Dat vraagt sociale vaardigheden, zelfreflectie, toekomsten denken, intellectuele bescheidenheid, vriendelijk scepsis, ontmoetingen met wie we wel en nog niet kennen, third places, weak links, actieve hoop, verbeelding, nieuwe verhalen en daden die passen bij onze waarden. We kunnen dat niet alleen en dat hoeft ook niet. Het blijkt dat iedereen aan het zoeken is en een groot deel van de mensen geeft dat ook openlijk toe. Het wordt een geweldige tijd en met een beetje lef én kwetsbaarheid kunnen we elkaar ontzettend helpen om het zoeken te doelen en minder eenzaam te zijn. (pagina 61)